Suman overleed in Qatar. Letterlijk dood gewerkt. Voor zijn weduwe Sumi Akther wordt deze crowdfuncding verlengd t/m 31 december om te zorgen, dat ook zij geholpen kan worden. Want was de hoop van Sumi en haar overleden man Suman Miah niet, dat hun zoontje Fahadel geen gastarbeider hoefde te worden? Ook daarvoor heeft Suman zich doodgewerkt! Om te beginnen moet dan niet alleen het zoontje van Gaziur naar school kunnen, maar zéker Fahadel, het zoontje van Sumi en Suman. En misschien een extra koe, een lapje land?
Alles wat binnenkomt vanaf dinsdag 20 december zal bestemd worden voor Sumi.
Lees het artikel in Trouw hieronder of via de link als u een abonnement op Trouw heeft: Hier.
‘Ga naar het ziekenhuis’, smeekte zijn vrouw. Maar Sumans verbrande rug was het begin van zijn einde in Qatar
Door Matthijs van Dam.
Suman Miah verdiende als stadionbouwer in Qatar zo weinig dat zijn familie in Bangladesh bijna verhongerde. In het laatste deel van ‘De slaven van Qatar’ vertelt Sumi Akther over het leven en de dood van haar man.
Aan de waslijn van een golfplaten huisje in het Bengaalse gehucht Daulatkandi hangt een shirt van voetbalclub Paris Saint-Germain. Komende weken verruilt supervedette Lionel Messi dat Parijse blauw-rood voor het Argentijnse blauw-wit. Hij heeft op zijn laatste WK in Qatar maar één droom: voor het eerst wereldkampioen worden. Sumi Akther (25) heeft het shirt net te drogen gehangen.
Sumi’s man, Suman Miah, ging zes jaar voor het WK naar Qatar als gastarbeider. Zijn droom was van een andere aard dan die van Messi. Hij wilde geen gouden beker, maar een leven zonder honger en een opleiding voor zijn zoontje, zodat hij later ambtenaar kan worden. Suman was in Qatar een goed salaris beloofd als accountant, maar hij zag nooit een rekenmachine. Hij bouwde uiteindelijk de stadions waarin Messi zal spelen.
Messi zal na het WK terugkeren naar zijn familie, met of zonder cup. Suman kwam thuis uit Qatar in een witte kist met een hangslot erop. Zijn werkgever stuurde enkel een schamele 1000 euro aan achterstallig salaris. De elfurige werkdagen in temperaturen van veertig graden en financiële stress werden hem op 29 april 2020 fataal. Suman kreeg een hartaanval op een zanderige bouwplaats, 35 jaar oud.
Aanbod om in Qatar te werken
Sumi neemt plaats in een plastic stoel in de deuropening van haar huis en blikt terug op Sumans leven. Sumans vader Sahalom zit naast haar. Sinds twee jaar praat hij nauwelijks meer. Sumi vertelt over de dag in 2015 dat haar man een aanbod krijgt om in Qatar te werken. Dat aanbod kan hij niet afslaan.
Terwijl Sumi’s man die dag met Sahalom voor hun huis manden vlecht, baant een neef die vlakbij woont zich een weg door het bamboe en komt hun erf opgelopen. Hij zegt in opdracht van de Bengaalse overheid arbeidsmigranten te werven. “In Qatar kan je 700 tot 800 euro per maand verdienen, en er zijn ook bonussen.”
Sumi’s man kent de Golfregio. Hij werkte als twintiger jarenlang in Saudi-Arabië, waar hij ziekenhuizen schoonmaakte. De familie verkocht hun rijstveld om zijn reis daarnaartoe te bekostigen. Hij verdiende daar slechts veertig euro per maand. Daarna werkte hij in Oman als bouwvakker, waar Sumans werkgever hem doorverkocht aan andere bedrijven. “Als een slaaf”, zegt Sumi. Toen haar man terug naar huis wilde, arresteerde de politie hem. De Bengaalse ambassade kreeg hem na maanden vrij.
Sindsdien had Sumi’s man alleen nog bamboe, dat hij in elkaar vlocht voor drie euro per dag. Toch gaat Suman akkoord met een derde reis naar de Golfregio, ondanks zijn eerdere ervaringen in Saudi-Arabië en Oman.
‘Probeer je geen zorgen te maken’
Armoede geeft de doorslag. Ze leven grotendeels op rijst en eten slechts twee keer per dag. Stromend water is er niet. Binnen staat alleen een bed, de vrouwen slapen op de grond.
Het aanbod om naar Qatar te gaan komt van de neef. Sumi’s man is bereid bemiddelingskosten van bijna 6000 euro te betalen die zijn neef vraagt. Dat bedrag is bijna vier keer hoger dan de maximale som die arbeidsmigranten wettelijk zouden moeten betalen aan uitzendbureaus voor hun reis. Sumi’s vader, een gastarbeider in Saudi-Arabië, offert zijn hele spaarrekening van 2000 euro op.
De rest leent de familie bij de Bengaalse ontwikkelingsorganisatie Brac, een van de grootste ngo’s ter wereld. Op de website van de ngo staat dat zij migranten geld lenen, hen ‘helpen met veilige migratie’ en na terugkomst ‘sociale, psychosociale en economische steun bieden’.
Begin 2016 staat Sumi’s man voor een smetteloos witte toren in Dhaka, zeldzaam in de hoofdstad. ‘Aariz Enterprise, door de overheid goedgekeurd’, staat op een glazen bordje naast een roze deur op verdieping acht. En ‘1269’, het vergunningsnummer van dit uitzendbureau. Het bureau is aangesloten bij de Bengaalse bond voor uitzendbureaus. Alles lijkt in de haak.
Zijn werkgever bestaat niet
Suman krijgt een visum, een werkvergunning en een vliegticket. In zijn papieren staat dat Suman aan de slag gaat als accountant bij ‘Modern Tech Trading Contracting and Cleaning’. Maar een jaarrekening of het kantoor van zijn werkgever ziet hij nooit. Het bedrijf komt niet in het register van de Qatarese Kamer van Koophandel voor en is online onvindbaar, want het bestaat niet.
Sumi weet nog wat Suman zei toen hij belde na aankomst: “Probeer niet nerveus te zijn. Je hoeft je geen zorgen te maken.” Maar de zorgen komen snel, na vijf tot zes dagen.
Suman gaat uiteindelijk werken in een bouwput. ’s Ochtends zet een bus hem af bij een hotel, in aanbouw voor het WK. De bus zit vol landgenoten in dezelfde blauwe overalls. Suman schildert, metselt en versleept zware stenen, terwijl hij de veertig graden hitte van de zon op zijn rug voelt branden. Elf tot twaalf uur per dag zwoegt hij hier, meer dan wettelijk toegestaan.
Zijn opzichter is een landgenoot. Dat is een voordeel. Hij mag de hele dag water drinken. Eten mag alleen in het speciaal aangewezen lunchuur, de enige pauze. Elke ochtend voor hij vertrekt, vult Suman zijn binnenzakken met rijst. Tijdens het werk stopt hij af en toe een hand in zijn overall om stiekem te eten. Zo houdt hij het langer vol.
Zwartverbrande rug
Maar Suman weet dat hij op alle fronten is misleid. Toch durft hij niet te klagen, vertelt hij zijn vrouw via de telefoon, bang als hij is om zijn baan te verliezen.
Zijn zorgen gaan over meer dan de extreme hitte of te lange werkuren. Hij krijgt omgerekend maar 100 euro per maand, acht keer minder dan beloofd. Soms krijgt hij per twee maanden uitbetaald, dan per drie, of zelfs per vijf maanden. Dat gaat bijna drie jaar zo door. Hij stuurt nooit geld naar Bangladesh. De situatie verslechtert en er is niet genoeg voedsel voor de hele familie. De kinderen krijgen voorrang op de ouderen.
Om geld te besparen loopt Suman in de brandende zon naar zijn werk, zo’n drie kilometer heen en terug. Zijn rug gaat steeds meer pijn doen.
Sumi herinnert zich een videogesprek een paar maanden na vertrek. Als Suman zijn shirt uittrekt en zijn rug naar de camera draait, schrikt Sumi zich kapot. Hij heeft al langer pijn. Sumi ziet grote zwartgeblakerde plekken. Hij is dwars door zijn kleding heen verbrand.
In die zomermaanden is de uv-straling van de Qatarese zon zo sterk, dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarschuwt voor een ‘extreem risico op huidverbranding waarbij alle mogelijke voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden’. De dosis uv-straling kan leiden tot brandwonden.
“Kom alsjeblieft terug naar huis”, zegt Sumi geschrokken. Ze maakt zich ernstige zorgen om zijn gezondheid. Suman heeft spijt van zijn vertrek. “Maar ik kan niet naar huis. Ik heb te veel schulden.” Sumi legt zich bij het besluit neer. “Heb je wel medicijnen daar?” Hij krijgt van collega’s paracetamol.
‘Ga dan naar het ziekenhuis’
Na drie jaar in Qatar gaat Suman de WK-stadions bouwen. Sumi ziet via een videoverbinding tribunes, hijskranen en een grasveld. Door het beeld lopen schilders, bouwvakkers en schoonmakers. Zelf zaagt en bevestigt Suman houten wanden.
Hij krijgt nu maandelijks 275 euro betaald. Weliswaar meer dan eerst, maar nog steeds een derde van het minimumloon. Toch ontvangt Sumi opnieuw niets. De baas van Suman laat hem jaarlijks 500 euro betalen voor de verlenging van zijn eigen werkvergunning. Na aftrek van onderhoudskosten houdt Suman alsnog niets over om op te sturen.
De videogesprekken worden inmiddels verontrustend. “Ik maak me zorgen over mijn leven”, zegt Suman een keer tegen Sumi. Fysiek en mentaal gaat hij in Qatar achteruit. Hij klaagt over pijn in zijn hart en borststreek. “Ga dan naar het ziekenhuis”, smeekt ze. “Dan kan ik niet werken en verdien ik niks.” Hij kijkt niet alleen met angstige ogen naar zijn vrouw, maar ook naar een grote schuldenberg.
‘Mijn hart zal voor hem blijven kloppen’
De geboorte van zijn zoon Fahadul, een paar maanden na zijn vertrek, maakt Suman nog bezorgder. Hij is bang dat hij hem nooit in het echt zal zien. “Mijn hart zal na mijn dood niet ontbinden, maar altijd voor hem blijven kloppen”, is een van zijn uitspraken die Sumi zich herinnert.
Suman zit soms zonder werk. Een dag, een week tot soms wel een maand. Hij brengt die dagen door op zijn stapelbed, in een kamer met zeven andere gastarbeiders. Dan belt hij naar huis om Fahadul te zien. Hij ziet hem zo opgroeien tot hij vier is. Maar die dagen zonder werk leveren vooral stress op. “Vraag Allah om genade en bid dat het werk snel mag komen”, zegt Sumi vaak geruststellend.
In het voorjaar van 2020, vier jaar na vertrek, is Suman nog in leven, ondanks zijn zorgen. Hij werkt weer als bouwvakker bij een ander hotel. Inmiddels kan hij ook weer grapjes maken. Zoals op 29 april, zes dagen na de start van de ramadan. Suman werkt de komende maand zonder overdag te eten en drinken.
“Wat ben je aan het maken?”, vraagt Suman als hij Sumi belt en hij de keuken achter haar herkent. Ze draait de lens naar een houten tafel. Daar ziet Suman kleine witte pannenkoeken liggen. “Dat zou ik nu ook wel lusten.” Ze maakt Chitoi Pitha, een typisch Bengaalse stoommaaltijd. “Als je terugkomt, maak ik het weer voor je”, belooft ze. “Ik moet nu ophangen om te koken en te bidden.” Het zijn de laatste woorden die ze ooit tegen elkaar uitspreken.
‘Waarom neem je niet op?’
Die namiddag doet Sumi een dutje. Als ze wakker wordt, ziet ze een gemiste oproep van haar man. Maar wanneer Sumi terugbelt, neemt hij niet op.
De volgende ochtend maakt Fahadul Sumi wakker. Hij ziet twee gemiste oproepen van zijn vader op de telefoon van zijn moeder. Maar als Sumi terugbelt, neemt Suman weer niet op. Ongerust laat ze een voicemail achter: “Waarom neem je niet op?”
Sumi stuurt ook een berichtje naar een kennis die in hetzelfde huisvestingskamp verblijft. Hij videobelt Sumi. Suman is ziek geworden en moest naar het ziekenhuis, zegt hij. Meer weet hij ook niet. Tot hij rond middernacht weer belt. Suman is in Qatar gestorven.
Het hele erf staat vol met huilende en schreeuwende familieleden, behalve Sumi. Ze kan niets uitbrengen. Nog geen dag geleden sprak ze met Suman en klonk alles goed. Ze kan het niet geloven. Suman belt straks gewoon, zoals altijd, denkt ze.
En ze krijgt inderdaad nog een belletje vanuit Qatar, maar niet van hem. Het is zijn collega.
Elf uur in de brandende zon gewerkt
Hij vertelt over die bewuste dag, 29 april. Het is bijna 40 graden in Doha. Tegen het einde van de dag ziet hij Suman over de bouwplaats zwalken. Ze hebben elf uur in de brandende zon gewerkt. “Ik heb zo’n pijn op mijn borst”, zegt Suman terwijl een andere collega hem sommeert te gaan zitten. “Het wordt alleen maar erger.” Een andere collega vraagt of hij water wil, maar Suman weigert. Het is ramadan.
Zijn collega’s proberen hem overeind te helpen, maar zonder succes. “Ik heb zo’n pijn en stress”, brengt hij nog uit. “Vanwege mijn zoontje en alle schulden. Ik wil met de eerste vlucht terug naar Bangladesh. Dan kan ik hem nog een keer zien.” Maar Suman sterft terwijl hij in het zand ligt, 35 jaar oud. ‘Acuut hartfalen’, staat als doodsoorzaak in de overlijdensakte, op 3 mei opgemaakt.
Sumi loopt na haar verhaal naar binnen en pakt een brief uit een lade. Het is van de verzekeringsmaatschappij. Ze weigeren om onduidelijke redenen al twee jaar Sumans levensverzekering van 4000 euro uit te betalen, die hij voor vertrek afsloot.
6500 gestorven arbeidsmigranten
Ze drukt de brief stevig in handen van de Bengaalse onderzoeksjournalist Muhammad Owasim Uddin Bhuyan. Hij is een van de onderzoeksjournalisten die in de Britse krant The Guardian publiceerden over 6500 gestorven arbeidsmigranten in Qatar sinds de toewijzing van het WK. Hij interviewde honderden Bengaalse slachtoffers.
Naast journalistiek bedrijven bestaan zijn dagen inmiddels ook uit nazorg verlenen. Zo helpt hij slachtoffers met het aanvragen van schadevergoedingen. Eind oktober compenseerde een Qatarees bedrijf de nabestaanden van een omgekomen Bengaalse gastarbeider met een bedrag van 46.000 dollar, mede dankzij vier jaar lang druk zetten van Uddin Bhuyan. “De eerste schadevergoeding uit Qatar aan een Bengaalse gastarbeider waar ik weet van heb.”
Ook Sumi schakelt zijn hulp in. Ze vraagt Uddin Bhuyan een laatste poging voor haar te doen bij de verzekering. Hij knikt en neemt de brief aan. “Wat kan ik doen?”, zegt hij later. “Als journalist kan ik haar op zijn minst met de autoriteiten in contact brengen.” Na een paar maanden laat de verzekering weten dat ze haar aanvraag opnieuw bekijken, over zes maanden.
Vader Sahalom wil geen hulp meer. Hij is na de dood van zijn zoon grotendeels gestopt met praten, uit verdriet. “Ik heb toch alles al verloren door zijn dood”, zegt hij. Hij ziet het leven niet meer zitten. Ook is Sahalom mentaal bergafwaarts gegaan. Hij wil wel zijn Nederlands-Bengaalse bezoek het graf van zijn zoon laten zien, waar hij elke vrijdag ‘rust en verlossing’ zoekt.
Geen grafsteen te bekennen
“Nog een kilometer vanaf hier”, zegt hij, terwijl de auto langs het treinspoor rijdt. Suman ligt hier ergens begraven. Er is geen trein te bekennen, dus stallen dorpelingen op het spoor houten tafels uit waarop ze bamboestokken kort snijden, zoals ook ooit Suman deed. Maar een kilometer verder is geen grafsteen te bekennen. Riksja’s toeteren en passeren de stilstaande auto aan beide kanten. “Toch nog een kilometer”, zegt hij opnieuw, en daarna weer. Hij is zichtbaar in de war. Alle indrukken eisen zijn tol. Hij weet niet meer waar zijn zoon ligt.
Even daarna zit Uddin Bhuyan in de auto terug uit Daulatkandi. Vanuit de bijrijdersstoel draait hij zijn hoofd naar de achterbank. “Ik kan het gewoon niet geloven”, zegt hij vanachter zijn mondkapje en beslagen bril. “Dat je hem een derde keer naar Qatar laat vertrekken, na wat in Saudi-Arabië en Oman is gebeurd. Ik zal het nooit begrijpen.” Bij Uddin Bhuyan speelt vooral vaderlijke bezorgdheid op. Hij heeft twee kinderen. Door zijn innige band met de slachtoffers begrijpt hij hen als geen ander.
Ook een blik uit het autoraam is genoeg om Sumans keuze te begrijpen. Jonge, maar graatmagere mannen slenteren door de berm. Ze kloppen op ramen van stilstaande auto’s voor wat geld of eten. Zelfs als het raampje dicht blijft, smeken ze tevergeefs door. Anderen graven in bergen plastic afval langs de weg op zoek naar iets eet- of bruikbaars, samen met manke straathonden. Ze zijn makkelijke prooien voor ronselaars, net als ooit Suman.
Net als alle andere slachtoffers, kregen Sumi en Sahalom geen schadevergoeding van Sumans werkgever in Qatar. Alleen dus wat achterstallig salaris, waar ze de ambulance van konden betalen die hem vanaf het vliegveld terug naar Daulatkandi bracht.
Van het Bengaalse ministerie voor arbeidsmigratie kregen zij 3000 euro uit een speciaal steunfonds. Daarmee betaalden zij de lening bij ngo Brac af, die volgens Sumi geen nazorg bood.
Op het erf van Sumi ligt nu een koe onder een afdakje in zijn eigen uitwerpselen. Hij zit met een touw vastgebonden aan een paal en produceert elke dag zo’n zes liter melk, een kwart van wat een gezonde koe zou moeten opbrengen. Die melk verkopen zij dan voor drieënhalve euro op de dichtstbijzijnde markt. Van dat geld moeten zij na ‘Qatar’ alle zes familieleden voeden.
De zesjarige Fahadul rent blij met een speelgoedpistool over het erf. Zijn vader heeft hij nooit gekend. Studeren, de wens van zijn vader, is voor Fahadul een utopie. Maar een gastarbeider wordt hij nooit. “Dat was een van Sumans laatste wensen”, zegt Sumi.